Hoofdstuk 1: Motieven voor sociaal werk

Wat moet ik onthouden? Hulpmiddel bij het studeren

Naast de collegeserie volgt hier een hulpmiddel bij het bestuderen van het Basisboek Geschiedenis Sociaal Werk in Nederland. Hieronder volgen de belangrijkste begrippen, namen en een paar jaartallen. Wat moet je doen?

De begrippen    : in enkele woorden of zinnen kunnen uitleggen wat dit begrip inhoudt.

De personen      : wat waren de belangrijkste ideeën en activiteiten van deze persoon.

De jaartallen      : onthoud ze, want ze zijn je kapstok in de tijd (chronologie, tijdsbesef).

 

Studeren betekent: jouw zelf gevonden antwoorden kort opschrijven, maar niet zo kort dat je over een week het zelf niet meer snapt. Je kunt je antwoorden vergelijken met een studiegenoot. Regelmatig doorlezen en herhalen werkt stukken beter dan domweg stampen.

Strepen zetten in het boek en stukken tekst geel arceren is geen goede manier van studeren.

 

De motieven

1.Godsdienstige levensbeschouwing: barmhartigheid en gerechtigheid

2.Medemenselijkheid: filantropia en humanitas

3.Openbare orde

4.Sociale angst

5.In stand houden van arbeidsreserve

6.Schuldgevoel en verontwaardiging

7.Emancipatie en zelfontplooiing

8.Het professionele motief

 

Begrippen:

Joodse geloof, christelijke geloof, verschil tussen katholiek en protestant, islam, humanistische levensbeschouwing,  barmhartigheid, gerechtigheid, tsedaka, zakat, werken van barmhartigheid, barmhartige Samaritaan, charitas of caritas, filantropie, humanitas,  openbare orde, arbeidsreserve, schuldgevoel, De hut van Oom Tom (roman), Max Havelaar (roman), verontwaardiging, emancipatie, professionele motief.

 

Namen:

Mozes, Jezus van Nazareth, Mohammed, Maimonides, Charles Dickens, Arnold Toynbee, Multatuli, Aletta Jacobs.